3 april 2019 - Met openlijk geweld als bedoeld in art. 141, eerste lid, Sr wordt gedoeld op geweld dat onverholen, niet-heimelijk bedreven daden heeft geopenbaard, zodat daardoor de openbare orde is aangerand, zonder dat echter is vereist dat ten tijde en ter plaatse van het plegen van het geweld publiek aanwezig was of dat er toen en daar feitelijk vrije toegang en zicht op wat gebeurde bestond. De term ‘openlijk’ wordt dusdanig geïnterpreteerd dat het moet gaan om geweld dat voor derden waarneembaar moet kunnen zijn geweest.
Geweldshandelingen die zich bijvoorbeeld in een direct aan de openbare weg bevindende voortuin van een woning hebben plaatsgevonden, waarbij die voortuin slechts door een laag tuinhek van die openbare weg werd afgegrensd, moeten vanaf die openbare weg waarneembaar zijn geweest, zodat in dan sprake is van ‘openlijk geweld’.
In de hieronder te bespreken conclusie van 2 april 2019 staat de vraag centraal of sprake is van openlijk geweld.