In de strafzaak van de verdachte heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat mr. X onbevoegd is geweest, omdat hij op grond van het K.B. van 6 juni 2012 als rechter-plaatsvervanger was ontslagen. Daarnaast is het verweer gevoerd dat het een rechter in opleiding niet is toegestaan om als advocaat en als rechter-plaatsvervanger werkzaam te zijn (binnen één arrondissement). De verweren zijn door het hof verworpen.
Inmiddels is de zaak aan de Hoge Raad voorgelegd. De geanonimiseerde cassatieschriftuur treft u hieronder aan.
Advocaat-Generaal mr. E.C. Hofstee is van mening dat er geen sprake is van een onbevoegde rechter. Klik
hier voor de conclusie. Naar zijn mening kan niet worden gezegd dat mr. X. in het K.B. van juni 2012 impliciet als rechter-plaatsvervanger is ontslagen, omdat zo’n ontslag expliciet moet worden vermeld in een K.B.
Op deze conclusie heeft de verdediging gereageerd. In deze reactie is onder meer gewezen op het feit dat een collega rechter in opleiding, mr. Y, rechter-plaatsvervanger in de Rechtbank Zutphen, destijds in hetzelfde K.B. van 6 juni 2012 tot rechter is benoemd in de rechtbank Zutphen, zonder dat in het K.B. uitdrukkelijk is vermeld dat zij als rechter-plaatsvervanger was ontslagen. Aangevoerd is dat het (ook) niet mogelijk is om binnen één rechtbank werkzaam te zijn als rechter en als rechter-plaatsvervanger. De reactie treft u hier aan.
De Hoge Raad verwacht op 25 juni 2019 uitspraak te doen.