De feiten
Op 30 november 2013 is een schip dat een container vervoerde waarin zich een partij cocaïne bevond vanuit Brazilië in de Antwerpse haven aangekomen. Het schip is komend vanuit de Noordzee via Nederlandse territoriale wateren Nederland op 29 november 2013 binnengevaren en vervolgens via de Westerschelde richting Antwerpen gegaan. Uit telecomgegevens is duidelijk geworden dat verdachte vanaf 30 november 2013 meermalen zendmasten in de omgeving van de Antwerpse haven heeft aangestraald en contact met medeverdachten heeft gehad over de desbetreffende container. Het hof heeft bewezen verklaard dat verdachte in de periode van 29 november 2013 tot en met 30 november 2013 tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk binnen en vervolgens weer buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht een partij van 139,7 kilogram cocaïne.
De Opiumwet
Op grond van de Opiumwet wordt met invoer van verdovende middelen niet alleen het binnen en buiten het grondgebied van Nederland brengen van verdovende middelen begrepen, maar ook het verrichten van handelingen die zijn gericht op bijvoorbeeld het verdere vervoer, de opslag, de aflevering, de ontvangst etc. Dit wordt ook wel ‘verlengde invoer’ genoemd (art. 1 lid 4 Opiumwet).
Onder uitvoer, het buiten het grondgebied van Nederland brengen, wordt ook begrepen het met bestemming naar het buitenland ten uitvoer aannemen of ten vervoer aanbieden van verdovende middelen. Dit is de zgn. ‘verlengde uitvoer’(art. 1 lid 5 Opiumwet).
Voor een bewezenverklaring van ‘verlengde invoer’ of ‘verlengde uitvoer’ van verdovende middelen is echter van belang dat de gedragingen van verdachte voorafgaan aan of min of meer samen vallen met de feitelijke in- of uitvoer van de verdovende middelen.
Uitspraak hof Amsterdam
Uit de uitspraak van het hof blijkt dat het hof de betrokkenheid van de verdachte in de kern afgeleid uit de omstandigheden dat (1) verschillende pinggesprekken zijn gevoerd over de desbetreffende container, (2) deze pinggesprekken door verdachte zijn gevoerd, (3) verdachte wist dat de container cocaïne bevatte en (4) dat gelet op de hoeveelheid cocaïne en de wijze waarop de cocaïne is vervoerd ervan wordt uitgegaan dat meerdere personen een wezenlijke bijdrage hebben geleverd aan het binnen en weer buiten Nederland brengen van de cocaïne.
De rol van verdachte zou volgens het hof hebben bestaan uit het veiligstellen en/of verder verspreiden van de partij cocaïne na aankomst in Antwerpen.
Oordeel Hoge Raad
Volgens de Hoge Raad kan uit de bewijsmiddelen niet volgen dat verdachte, samen en in vereniging met anderen, betrokken is geweest bij de (verlengde) in- en uitvoer van de cocaïne in Nederland. Uit de bewijsmiddelen kan immers slechts volgen dat verdachte gedragingen heeft verricht die pas zijn gepleegd nádat de cocaïne binnen en buiten het grondgebied van Nederland is gebracht. Daarnaast kan uit de bewijsmiddelen niet de conclusie worden getrokken dat verdachte zodanig nauw en bewust met anderen heeft samengewerkt bij de algehele organisatie van het vervoeren van de cocaïne vanuit Brazilië - via Nederland - naar België. De Hoge Raad heeft dan ook de uitspraak van het hof vernietigd en de zaak naar het hof terug gewezen.
De uitspraak is
hier te raadplegen.