onduidelijk is of eerder geprogrammeerde sleutels automatisch uit de plofkofferkop gewist worden indien de ‘auto-opener’ wordt gebruikt; de plofkofferkop ook buiten de geldtransportwagen kon worden geprogrammeerd, maar er vervolgens geen onderzoek is gedaan naar waar het invoerpaneel daadwerkelijk gebruikt is; tevens geen onderzoek is gedaan aan het code-invoerpaneel in de desbetreffende geldtransportwagen, zodat ook na onderzoek nog steeds onduidelijkheid bestaat over hoe, door wie, wanneer én of de betreffende code in de plofkofferkop is geprogrammeerd. Tevens heeft de verdachte aan zijn schriftelijke betoog (een gedeelte van) het lograpport gehecht, waarbij verdachte opmerkingen heeft gemaakt bij de logregels die door hem als opmerkelijk of onjuist worden beschouwd. De verdediging heeft voorts aangevoerd dat in het belang van de waarheidsvinding nader onderzoek naar onder meer de hiervoor genoemde punten noodzakelijk is. Hiertoe is zelfs een deskundige van een bedrijf genaamd Schippers IT aangedragen waar specialistische kennis aanwezig is betreffende het doen van onderzoek naar aanleiding van overvallen in de geldtransportwereld. Aan de pleitnota is voorts een e-mail van dit bedrijf gehecht, waaruit volgt dat Schippers IT over de deskundigheid en kennis beschikt om een aantal nader gespecificeerde en aangeduide onderzoeken uit te voeren, die tot op heden ten onrechte nog niet zijn uitgevoerd.
In het arrest heeft het hof het vonnis van de rechtbank bevestigd. Het verzoek van de verdediging tot het doen van nader onderzoek heeft het hof afgewezen, waarbij het hof slechts heeft overwogen dat het hof dit niet noodzakelijk acht. Volgens het hof is onvoldoende toegelicht waarom nader onderzoek noodzakelijk is gelet op de inhoud van het NFI-rapport van 20 september 2013 en de verhoren ter terechtzitting in eerste aanleg van de deskundige van het NFI en de fabrikant.
Tegen dit arrest heeft verdachte beroep in cassatie ingesteld. In zijn arrest van 2 juli 2019 heeft de Hoge Raad (in lijn met het advies van advocaat-generaal mr. D.J.C. Aben) de uitspraak van het hof vernietigd en de zaak teruggewezen naar het hof. De Hoge Raad stelt daartoe dat de eis van een eerlijke procesvoering kan meebrengen dat aan een verzoek tot het doen verrichten van een tegenonderzoek gevolg behoort te worden gegeven. Of zich zo een geval voordoet is afhankelijk van de omstandigheden van de desbetreffende zaak. Daarbij kan worden gedacht aan onder meer (a) de gronden waarop het verzoek steunt, (b) het belang van het gevraagde tegenonderzoek in het licht van - bijvoorbeeld - de aanwezigheid van ander bewijsmateriaal dan wel de overtuigende kracht die pleegt te worden toegekend aan het bestreden onderzoeksresultaat, (c) de omstandigheid dat het verzoek is gedaan op een zodanig tijdstip dat een dergelijk onderzoek nog mogelijk is en (d) de omstandigheid dat het verzoek redelijkerwijs eerder had kunnen worden gedaan.
Naar de mening van de Hoge Raad heeft het hof verzuimd bij zijn afwijzing van het verzoek kenbaar dit toetsingskader te betrekken en heeft in het bijzonder niet betrokken dat en waarom een eerlijke procesvoering in het onderhavige geval aan de afwijzing van het verzoek niet in de weg staat. Gelet hierop en in aanmerking genomen dat het hof zijn oordeel, dat de verdachte in het geldwaardetransportvoertuig met behulp van een ‘programmeerunit’ de klantsleutel met code […] heeft geprogrammeerd - met welke sleutel vervolgens de plofkofferkop van de geldkoffer is geopend, in overwegende mate heeft gebaseerd op de desbetreffende loggegevens, is het slechts door globale verwijzing naar de inhoud van het NFI-rapport en naar verhoren van deskundigen in eerste aanleg gemotiveerde oordeel van het hof dat het verzochte onderzoek niet noodzakelijk is, in het licht van hetgeen de verdediging heeft aangevoerd omtrent onregelmatigheden in de loggegevens, niet toereikend gemotiveerd.
In dit arrest onderstreept de Hoge Raad nog eens dat een uitgebreid en onderbouwd verweer en verzoek van de verdediging serieus moet worden genomen.Het arrest is
hier te vinden.