Er is verschil tussen medeplegen en medeplichtigheid. Medeplegen veronderstelt een nauwe en bewuste samenwerking tussen de plegers van een delict. Bij medeplichtigheid is de rol van de medeplichtige minder vergaand. Denk daarbij bijvoorbeeld aan degene die bij een inbraak in een woning niet naar binnen gaat, maar op de uitkijk staat. Medeplichtigheid wordt ook met minder straf bedreigd dan medeplegen. Vandaar dat in strafzaken wel wordt betoogd dat de verdachte niet te beschouwen is als een ‘medepleger’ maar als ‘medeplichtige’.
Er is wel aangevoerd dat bij twijfel over de rol van een verdachte ten voordele van de verdachte moet worden uitgegaan van medeplichtigheid. Dit uitgangspunt dreigde in de rechtspraak te verwateren. Veel rechters hanteerden in feite het standpunt: je was erbij dus je bent erbij. Vanaf 2014 heeft de Hoge Raad dan ook aangegeven dat de rechter in sommige (twijfel)gevallen in de uitspraak moet motiveren waarom een verdachte als een medepleger wordt aangemerkt en niet als een medeplichtige.
Dit is het geval indien het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering, maar uit gedragingen die met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht. De Hoge Raad noemt hierbij als voorbeelden het verstrekken van inlichtingen, het op de uitkijk staan en het helpen bij de vlucht.
Op 23 februari 2016 heeft het hof Arnhem-Leeuwarden een verdachte aangemerkt als medepleger van een inbraak. Uit de bewijsmiddelen bleek dat de verdachte bij een inbraak in een woning op de uitkijk heeft gestaan en degenen die de daadwerkelijke inbraak pleegden heeft gewaarschuwd toen er aan lamp aansprong.
In cassatie is betoogd dat de bewijsmotivering te kort schoot, waarbij een beroep is gedaan op de jurisprudentie van de Hoge Raad.
De Advocaat-Generaal meende dat het hof heeft kunnen afleiden dat er sprake is geweest medeplegen. Hij wijst er daarbij op dat sprake was van een gezamenlijk plan en dat de verdachte zich ervan bewust was dat hij met anderen op inbrekerspad was. Verdachte is voorafgaande aan het delict, tijdens het delict en na afloop daarvan samen met de medeverdachten opgetrokken. Ze zijn allen betrokken geweest bij een voorverkenning en ook gezamenlijk uit een auto gestapt en naar de woning toegelopen om daar proberen in te breken. Tijdens de uitvoering van het feit is verdachte vlak bij de woning op de uitkijk blijven staan en heeft de anderen gewaarschuwd. Daarna zijn ze allen naar de auto gerend en weggereden.
In zijn arrest van 23 januari 2018 heeft de Hoge Raad daarentegen geoordeeld dat uit de door het hof gebruikte bewijsmiddelen, die (slechts) inhouden dat de verdachte op verzoek van een medeverdachte op de uitkijk heeft gestaan en de medeverdachten heeft gewaarschuwd toen er een lamp aanging, niet kan worden afgeleid dat verdachte een zodanige bijdrage heeft geleverd dat van een bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en de medeverdachten kan worden gesproken. Het arrest van het hof is dan ook door de Hoge Raad vernietigd.
De Hoge Raad heeft andermaal een signaal afgegeven dat de rechter niet zonder meer en zonder nadere motivering medeplegen bewezen kan verklaren in geval de verdachte een rol heeft gespeeld die niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering van een feit.
Klik
hier om de uitspraak te raadplegen.