17 oktober 2018 - Op 22 februari 2018 heeft de rechtbank Zeeland-West Brabant de uitlevering van Said C., oprichter van ‘de 18 september-beweging voor de onafhankelijkheid van de Rif’ en voormalig Marokkaans parlementslid, aan Marokko ontoelaatbaar verklaard. De rechtbank heeft in de uitvoerig gemotiveerde beslissing aangegeven dat sprake is van een dreigende flagrante schending van het recht op een eerlijk proces in Marokko. Volgens de rechtbank is er een reëel risico dat verklaringen door medeverdachten van Said C. zijn afgelegd, nadat zij zijn behandeld in strijd met het in artikel 3 EVRM neergelegde verbod op foltering en een onmenselijke en vernederende behandeling of bestraffing, en dat deze verklaringen als bewijs tegen hem zullen worden gebruikt in het proces in Marokko. Daarom bestaat een reëel gevaar dat hij een zodanig oneerlijk proces zal krijgen, dat de uitlevering moet worden geweigerd. Deze beslissing is
hier te raadplegen.
Tegen deze beslissing heeft het O.M. beroep in cassatie ingesteld. In haar conclusie van 2 oktober jl. heeft (plaatsvervangend) Advocaat-Generaal Paridaens de Hoge Raad voorgesteld de beslissing van de rechtbank te vernietigen. Naar het oordeel van de plv. AG heeft de rechtbank niet vastgesteld dat een effectief rechtsmiddel ontbreekt. Met een effectief rechtsmiddel wordt hier bedoeld dat ook in Marokko het verweer kan worden gevoerd dat de verklaringen zijn verkregen in strijd met artikel 3 EVRM en dat dit verweer ook effectief wordt onderzocht. En dat als het verweer gegrond blijkt, de verklaringen vervolgens niet ten nadele van C. mogen worden gebruikt. Klik
hier voor de conclusie.
De verdediging heeft inmiddels schriftelijk gereageerd op deze conclusie en aangegeven dat het cassatieberoep van het O.M. ongegrond moet worden verklaard. De reactie is hieronder te bekijken.