10 november 2017 - In meerdere zaken die bij het hof Den Haag hebben gediend zijn aan een aantal verdachten overtreding van art. 10a Opiumwet ten laste gelegd. Kort gezegd werden zij verdacht van het plegen van voorbereidingshandelingen door stoffen voorhanden te hebben waaruit cocaïne kan worden vervaardigd.
In deze zaken zijn grote hoeveelheden supplementen manitol, cafeïne en inositol aangetroffen. Volgens verbalisanten zijn dat stoffen die ook wel als versnijdingsmiddel voor cocaïne worden gebruikt.
De verdenking werd gevoed doordat in de kofferbak van een Volkswagen Lupo een blauwe Ikea tas werd aangetroffen met daarin een aantal voorwerpen, zoals een sealmachine, blauwe stoffer en blik, 2 rode plastic scheppen, een gele trechter, sealzakken en een rol doorzichtig folie. Ook werd een schep (een “gutter getter”) aangetroffen.
De schep werd door verbalisanten bemonsterd door middel van ‘cocaïne trace Wipe’. Deze indicatieve test gaf een positieve reactie op cocaïne. Een tweede test, uitgevoerd door het Korps Landelijke Politiediensten, leverde echter op dat de eerder uitgevoerde test een ‘vals positieve’ uitslag heeft gegenereerd.
De onderzoeker gaf daarbij aan dat de stof ‘lidocaïne’ bij een test uitgevoerd met behulp van de door de verbalisanten gebruikte tetsmethode ten onrechte een positieve uitslag op cocaïne kan opleveren. Cocaïne is door de onderzoeker evenwel niet aangetroffen. Ook een derde test, nu uitgevoerd door het NFI, resulteerde in een negatieve uitslag op cocaïne.
In de arresten heeft het hof het ten laste gelegde bewezen verklaard en daarbij de eerste indicatieve test voor het bewijs gebezigd. Dit heeft het hof kennelijk gedaan om de stelling van de verdediging, inhoudende dat de aangetroffen grote hoeveelheden stoffen volledig onschuldig zijn, te weerleggen.
In cassatie is geklaagd over de bewijsvoering nu het hof ten onrechte de eerste indicatieve test voor het bewijs heeft gebruikt, terwijl uit nader onderzoek gebleken is dat die test ten onrechte aangeeft dat op de schep sporen van cocaïne is aangetroffen. Volgens Advocaat-Generaal PC Vegter én de Hoge Raad is deze klacht terecht voorgesteld; de zaken zijn daarom terug gewezen naar het hof.
De uitspraken zijn hieronder te raadplegen.
ECLI:NL:HR:2017:2815
ECLI:NL:HR:2017:2816
