In 2015 is in Rotterdam een verdachte aangehouden. In de door hem bestuurde witte Audi is 2 kg. heroïne aangetroffen. Een paar zakjes had de verdachte in zijn broekzakken, maar de grootste hoeveelheid zat in een plastic Albert Heijn tas die voor de passagiersplaats op de grond stond. Niet alleen de heroïne werd in beslag genomen, maar ook ongeveer € 1800,00 die de verdachte in zijn bezit had.
Het hof Den Haag achtte bewezen dat de verdachte de 2 kilo heroïne voorhanden heeft gehad. De verklaring van de verdachte, dat de tas van de meereizende passagier was en dat hij de tas niet had bemerkt, achtte het hof ongeloofwaardig. Naast de onvoorwaardelijke gevangenisstraf heeft het hof het geld verbeurd verklaard.
Het hof voerde daartoe aan dat het geld geheel of grotendeels door middel van het strafbare feit is verkregen gelet op het feit dat het ging om een handelshoeveelheid heroïne.
In cassatie is een klacht tegen strafoplegging aangevoerd. Hierbij is gesteld dat de verbeurd verklaring onbegrijpelijk is omdat de omstandigheid dat een verdachte een hoeveelheid drugs voorhanden heeft nog niet betekent dat het geld dat de verdachte ook voorhanden heeft dus uit dat misdrijf afkomstig is.
In haar conclusie heeft advocaat-generaal mr. T.N.B.M. Spronken de visie van de verdediging onderschreven. Het aanwezig hebben van een handelshoeveelheid drugs levert immers nog geen geld op.
De Hoge Raad verwacht op 30 januari 2018 uitspraak te doen.
