Actueel


Baumgardt Strafcassatie Advocatuur



We houden u graag op de hoogte over de ontwikkelingen binnen
het straf(cassatie)recht.








Neem vrijblijvend contact op


Smartengeld na inbraak



4 november 2019 - Het plegen van een misdrijf veroorzaakt veelal schade. Degen die schade heeft geleden kan proberen de veroorzaker van de schade aansprakelijk stellen teneinde de door hem/haar geleden schade te verhalen. Het aanspannen van een civielrechtelijke procedure kan echter nog wel wat kosten met zich brengen. Om het (mogelijke) slachtoffer kosten en tijd te besparen heeft de wetgever slachtoffers van misdrijven de mogelijkheid gegeven zich in een strafzaak als ‘benadeelde partij’ te voegen. De strafrechter kan dan meteen een beslissing nemen over de eventuele schadevergoeding.

Van deze mogelijkheid wordt veel gebruik gemaakt. Dit leidt soms tot zaken waarin de strafrechter schadevergoedingen toewijst waarin zijn civiele collega dat pas zou willen doen na uitgebreid onderzoek, zoals door het horen van getuigen en deskundigen.

Naar de mening van de Hoge Raad kon (nog) niet worden gezegd dat door de diefstal de eigenaren ‘op andere wijze’ in hun persoon waren aangetast. In zijn arrest van 15 oktober 2019 overwoog de Hoge Raad onder meer dat voor zover het hof heeft geoordeeld dat de aard en de ernst van de normschending en van de gevolgen daarvan voor de benadeelde partijen meebrengen dat bij de benadeelde partijen telkens sprake is van een aantasting in de persoon, het op de weg van het hof had gelegen dat oordeel, in het bijzonder ook voor wat betreft die gevolgen van de normschending voor de benadeelde partijen, te motiveren aan de hand van de door de benadeelde partijen aangedragen gegevens.

Ten aanzien van de vraag of een schade toewijsbaar is, zijn evenwel de regels uit het ‘gewone’ civiele recht van toepassing. De vraag of een verdachte kan worden veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding wordt dus beheerst door het civiele recht. De schade kan bestaan uit materiële schade of uit immateriële schade, ook wel smartengeld genoemd. Volgens het civiele recht heeft een slachtoffer recht op betaling van smartengeld/immateriële schade, indien (a) de aansprakelijke persoon het oogmerk ofwel de bedoeling heeft gehad deze schade toe te brengen. Daarnaast heeft een slachtoffer recht op smartengeld indien (b) hij/zij lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of ‘op andere wijze in zijn persoon is aangetast’.

In een cassatiezaak was de vraag aan de orde of van dit laatste geval sprake was in een geval waarin een verdachte zich schuldig had gemaakt aan inbraken, waarbij verschillende voorwerpen waren buit gemaakt. Sommige voorwerpen hadden voor de eigenaren met name emotionele waarde. In de procedure vorderden zij ook een bedrag aan smartengeld. De verdediging refereerde zich aan het oordeel van de rechter. Vervolgens werd de verdachte veroordeeld om per benadeelde partij ook een bedrag aan smartengeld te betalen.
De wet (art. 6:106 BW) geeft de rechter weliswaar een bepaalde vrijheid bij het bepalen van de hoogte, maar de enkele verwijzing naar de billijkheid volstaat volgens de Hoge Raad niet ter motivering van het oordeel dat zich een van de gevallen voordoet waarin grond bestaat voor vergoeding van immateriële schade.

Belangrijk is voorts dat de Hoge Raad ook aangeeft dat de ‘enkele omstandigheid dat de (hoogte van de) schadevergoeding in hoger beroep niet is weersproken en dat de verdediging zich in eerste aanleg aan het oordeel van de rechter heeft gerefereerd, daartoe niet volstaat. De rechter zal, in het geval de verdachte de vordering van de benadeelde partij niet (gemotiveerd) betwist, weliswaar uitgaan van de juistheid van de daaraan ten grondslag gelegde feiten (vgl. art. 149 Rv) zodat de vordering in de regel zal worden toegewezen, maar dat is anders als de vordering de rechter onrechtmatig of ongegrond voorkomt. Een vordering tot vergoeding van immateriële schade die geen rechtsgrond vindt in de wet kan echter volgens de Hoge Raad niet worden toegewezen.

De Hoge Raad voegt daaraan toe dat als het hof bedoeld heeft te zeggen dat de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde partijen zo voor de hand liggen dat een aantasting in de persoon met betrekking tot alle benadeelde partijen kan worden aangenomen zonder enige nadere vaststelling met betrekking tot de gevolgen die de normschending voor ieder van deze benadeelde partijen heeft gehad, dat oordeel onjuist en/of onbegrijpelijk is. In dat verband is van belang dat niet is uitgesloten dat een inbraak in een woning, en daarmee een inbreuk op het recht op eerbiediging van de privésfeer, voor de bewoner van die woning dermate ingrijpende gevolgen heeft dat zij grond kan bieden voor het aannemen van een aantasting in de persoon, ook als die gevolgen niet als geestelijk letsel zijn aan te merken. Daarvoor is dan wel vereist dat vaststellingen omtrent die gevolgen (kunnen) worden gedaan. Daarnaast ligt niet voor de hand om een dergelijke aantasting in de persoon aan te nemen als de nadelige gevolgen enkel bestaan in het verlies van een voorwerp. De omstandigheid dat een voorwerp - naast zijn in geld uit te drukken waarde, die als vermogensschade voor vergoeding in aanmerking komt - ook een ‘emotionele waarde’ had, volstaat in beginsel niet om te kunnen aannemen dat het verlies van dit voorwerp een aantasting in de persoon oplevert.

Het arrest kunt u hier vinden.







Terug naar overzicht



Plaats een bericht


CAPTCHA Image


Contact


Baumgardt Strafcassatie Advocatuur
Vasteland 78
3011 BN Rotterdam

Telefoon: 010 3100 270
Fax: 010 3100 274

E-mail: info@bacas.nl
E-mail mr. Baumgardt: baumgardt@bacas.nl
E-mail mr. Van Berlo: vanberlo@bacas.nl

KvK: 68913176
BTW: 857644907B01
Bank: NL76ABNA0247440663

Route


Tweets