Als een getuige bij de politie niet naar waarheid een verklaring aflegt, begaat hij nog geen misdrijf. Dit is anders indien de getuige door een rechter als getuige wordt ondervraagd, nadat hij door die rechter ‘onder ede’ is gesteld. De rechter zal dan de getuige de eed of de belofte moeten afnemen. Indien de getuige dan naar de mening van de officier van justitie een leugenachtige verklaring aflegt, kan hij door het Openbaar Ministerie worden vervolgd voor het plegen van meineed.
De rechter zal dan moeten nagaan of de verklaring onder ede is afgelegd, en dat dus voldaan is aan de eisen van de Eedswet.
In 2015 heeft een verdachte bij de rechter-commissaris een verklaring afgelegd. In 2012 heeft de politie een inval gedaan in een door haar gehuurde woning. In deze woning zijn twee mannen aangehouden op verdenking van het voorhanden hebben, verpakken en verhandelen van verdovende middelen in die woning. Verdachte is aanvankelijk ook vervolgd voor betrokkenheid daarbij, maar is daarvan vrijgesproken.
Vervolgens heeft de verdachte in 2015 bij de rechter-commissaris als getuige een verklaring afgelegd in de zaak van één die mannen. In deze verklaring heeft de verdachte onder meer op vragen van de rechter-commissaris verklaard dat zij een bepaalde persoon niet kende; hem nooit had gezien en hem dus ook niet kende als het ex-vriendje van haar dochter.
Het proces-verbaal van verhoor bevatte onder meer de tekst: “U houdt mij voor dat ik nu een andere verklaring afleg dan dat ik bij de politie heb gedaan en dat u om die reden op verzoek van de officier van justitie mij zult beëdigen. Ik heb op uw verzoek zojuist de belofte afgelegd. Mijn verklaring is mij nogmaals voorgelezen door de griffier en ik zeg u dat deze verklaring klopt.”
Omdat de officier van justitie verdachte niet geloofde, is verdachte wegens meineed vervolgd. In hoger beroep en cassatie is aangevoerd dat niet aangenomen kan worden dat de verdachte op de door de wet voorgeschreven wijze onder ede was gesteld. Advocaat-Generaal mr. A.J. Machielse is het daarmee eens. In zijn conclusie stelt hij dat de mededeling van de verdachte dat zij op verzoek van de rechter-commissaris zojuist de belofte heeft afgelegd, onvoldoende is om aan te nemen dat aan alle eisen is voldaan. Hij stelt dan ook voor het arrest van het hof te vernietigen. De conclusie treft u
hier aan.
De Hoge Raad verwacht op 11 september 2018 uitspraak te doen.